Algemeen

Onder dit onderdeel worden die middelen opgenomen, die vrij besteedbaar zijn en dienen ter financiering van de gemeentelijke uitgaven. De algemene dekkingsmiddelen zorgen ervoor dat de negatieve saldi van de programma’s worden opgevangen.
Inzicht in de algemene dekkingsmiddelen is essentieel. Daarom is een toelichting op de volgende onderdelen verplicht voorgeschreven in het Besluit begroting en verantwoording (BBV):

  1. lokale heffingen;
  2. algemene uitkering;
  3. dividend;
  4. saldo van de financieringsfunctie;
  5. opbrengst eigendommen;
  6. uitvoering wet WOZ;
  7. saldo kostenplaatsen;
  8. mutaties reserves;
  9. overige dekkingsmiddelen.

Tabel PA.1  Algemene dekkingsmiddelen (bedragen x € 1.000)                 ( -=lasten)

Algemene dekkingsmiddelen

Rekening 2014

Begroting 2015

Rekening 2015

Onroerende zaakbelasting

1.964

2.127

2.114

Toeristenbelasting

345

383

378

Onderzoek toeristenbelasting

0

-30

-4

Forensenbelasting

23

29

34

Algemene uitkering

12.396

10.957

11.017

Integratieuitkering sociaal domein

0

6.974

6.966

Saldo financieringsfunctie

823

850

868

Saldo verkoop eigendommen

-83

114

205

Saldo kostenplaatsen

-191

-1.336

-59

Mutaties reserves

1.460

1.684

1.684

Overige eigen middelen

-51

-711

-650

Frictiekosten belastingen

-19

-26

-19

Uitbesteding belastingen

-195

-178

-195

Totaal algemene dekkingsmiddelen

16.472

20.837

22.339

Informatie over de lokale heffingen is opgenomen in de paragraaf lokale heffingen. Deze paragraaf is breder van opzet dan de lokale heffingen waar het hier omgaat, omdat onder lokale heffingen ook zaken vallen als afvalstoffenheffing, rioolrecht en leges. Deze zijn opgenomen onder de diverse programma’s.

Alle gemeenten ontvangen elk jaar van het Rijk een uitkering uit het ’gemeentefonds’. De uitkering maakt deel uit van de algemene middelen van gemeenten. Het is niet geoormerkt geld. Gemeenten zijn vrij om te bepalen waar ze de uitkering uit het gemeentefonds aan besteden. Ook een groot aantal wettelijke taken wordt gefinancierd via het gemeentefonds. Gemeenten zijn vanzelfsprekend verplicht om die taken uit te voeren. Het is echter aan de gemeente om te bepalen hoeveel geld hiervoor wordt uitgetrokken. Doel van het verdeelstelsel van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is om alle gemeenten in staat te stellen bij gelijke lastendruk een gelijkwaardig voorzieningenniveau te realiseren. Het gemeentefonds is de grootste inkomstenbron van de gemeente. De ontwikkeling ervan bepaalt in belangrijke mate onze financiële ruimte.
Drie keer per jaar worden de gemeenten geïnformeerd over de gemeentefondsuitkeringen:

  • In mei/ juni op basis van de voorjaarsnota van het rijk;
  • In september op basis van de miljoenennota;
  • In december op basis van de najaarsnota.

In de programmabegroting baseren wij ons op de ontwikkelingen zoals vastgelegd in de septembercirculaire. De ontwikkeling van de algemene uitkering wordt grotendeels bepaald door de ontwikkelingen van de rijksuitgaven. Dit gebeurt volgens de normeringssystematiek. Het gemeentefonds groeit of krimpt met de ontwikkelingen van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Hier wordt het principe gehanteerd van samen de trap op, samen de trap af.
Binnen het gemeentefonds bestaan nog twee typen vrij besteedbare uitkeringen, te weten de integratie-uitkering en de decentralisatie-uitkering. Bij de integratie-uitkering gaat het om middelen die tijdelijk op een andere wijze worden verdeeld maar op termijn wel overgaan naar de algemene uitkering. Bij een decentralisatie-uitkering blijven de gelden afzonderlijk zichtbaar op de gemeentefondsbegroting. Voorbeeld van een decentralisatie-uitkering is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
2015 is het eerste jaar waarin de transities definitief in werking treden. Met nog (steeds) de nodige onzekerheid, hebben wij in onze begroting de transities uitgewerkt volgens de wensen van uw raad.
Dit wil zeggen dat de decentralisaties budgettair neutraal zijn verwerkt. Wel zorgen we ervoor dat de budgetten drie jaar lang geoormerkt worden, met in het derde jaar tevens de (financiële) evaluatie.
Concreet betekent dit dat voor de jaren 2015 tot en met 2017 eventueel tekort of overschot respectievelijk ten laste of ten gunste van de reserve decentralisatie gebracht wordt. Voor 2015 is het overschot € 388.239.

Door de gemeente Bergen wordt deelgenomen in de aandelenkapitalen van:

  1. Bank Nederlandse Gemeenten (thema 3.4);
  1. Attero (thema 2.4 voorheen Essent).

Omschrijving

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Dividend BNG

25.903

25.903

25.903

12.110

15.690

13.373

13.373

Dividend Attero

587.409

203.414

105.627

195.587

193.276

185.034

198.432

Totaal

613.312

229.317

131.530

207.697

208.966

198.407

211.805

De voorgecalculeerde rentekosten zijn aan de diverse thema’s toegerekend op basis van de vastgestelde begrotingsrichtlijnen voor het jaar 2015. De financieringsrente is door de provincie bepaald op 4 %.
Het verschil tussen de werkelijke rente en de berekende rente komt als renteresultaat tot uitdrukking.
Voor 2015 is dit een bedrag van € 644.358.

Sinds 2005 is het wettelijk verplicht de WOZ beschikking te combineren met de aanslag onroerende zaakbelastingen. De beschikking en de gemeentelijke heffing staan daarom op één aanslagbiljet. De beschikking geldt slechts voor het jaar 2014.
Met ingang van 1 januari 2012 zijn deze werkzaamheden overgeheveld naar het BsGW (Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen) in Roermond.
De heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen worden door deze gemeenschappelijke regeling geheel uitgevoerd.
De beleidsregels en verordeningen worden nog wel door de gemeente vastgesteld.
Voor een meer gedetailleerde verklaring wordt verwezen naar paragraaf 4.6.