In de BBV 2004 (Besluit Beheer en Verantwoording provincies en gemeenten) is een paragraaf financiering voorgeschreven voor zowel de begroting als de jaarrekening. Deze dient voor transparantie van de treasuryfunctie (financiering) van decentrale overheden.
In deze paragraaf worden zo duidelijk mogelijk de plannen, feiten en visie over financiering uiteengezet.
De Wet Financiering Decentrale Overheden (wet fido) schept een duidelijker kader voor de treasuryfunctie en levert een bijdrage aan de kredietwaardigheid van de openbare lichamen en bevordert de transparantie van de treasuryfunctie. Deze wet introduceert twee instrumenten op het gebied van de treasuryfunctie: het treasurystatuut en de financieringsparagraaf.

De doelstelling van het treasurystatuut is om bestaande verantwoordelijkheden en bevoegdheden te formaliseren en expliciet vast te stellen. De gemeenteraad kan dan beter invulling geven aan zijn verordenende en controlerende bevoegdheid.

Het tweede instrument, de financieringsparagraaf, heeft als doel inzicht te geven in de algemene interne en externe ontwikkelingen die van belang zijn voor de treasury en de concrete plannen op het gebied van risicobeheer, financieringspositie en leningen- en uitzettingenportefeuille.
Afgelopen jaren is gebleken dat financiële instellingen lang niet zo solide bleken als werd aangenomen. Om in te spelen op de gewijzigde omstandigheden heeft de rijksoverheid de regelgeving aangescherpt. In het bijzonder de wetgeving bij het uitzetten van gelden is verscherpt doordat de minimale rating is opgeschroefd. Deze regels zijn thans opgenomen in het treasurystatuut 2012.

Bij interne ontwikkelingen gaat het onder andere over het afstoten van bedrijfsonderdelen of het oppakken van nieuwe activiteiten. Het komend jaar is van geen van beide sprake. Ten aanzien van de externe ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de treasuryfunctie, zoals de internationale economische ontwikkeling en de geld- en kapitaalmarkt, laten wij ons primair adviseren door onze ‘huisbankier’ de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). Onze adviseurs aldaar volgen de ontwikkelingen nauwlettend en hebben ook de knowhow op dit gebied.

De verwachting was dat de korte rente ook in 2015 laag zou blijven. De Euribor bevindt zich op historisch lage niveaus. De rente voor kort geld (kasgeld 1 jaar) is eind 2015 0,1%. Ten opzichte van december 2014 (0,32%) ligt dit een stukje lager, terwijl de rente destijds ook al zeer laag te noemen was.
De verwachting is dat de korte rente nog laag zal blijven, om de economische groei te stimuleren.

Aangezien het nulpunt inmiddels in zicht is, is de verwachting toch dat de rente een geringe stijging zal laten zien. De verwachting is echter dat de stijging van de Euribor niet substantieel zal zijn.

De verwachting is een redelijk vlak verloop van de rente voor de komende maanden. Gezien de neerwaarts bijgestelde perspectieven voor de gehele Eurozone en Nederland in het bijzonder, is de verwachting dat er weinig opwaartse druk op de lange rente zal ontstaan.

Alleen onverwachte, politieke ontwikkelingen kunnen dit beeld nog sterk verstoren. Deze ontwikkelingen kunnen van binnenlandse of buitenlandse oorsprong zijn.

In de Wet fido zijn kaders opgenomen ter beperking van het renterisico op de netto vlottende schuld (kasgeldlimiet) en het renterisico op de vaste schuld (renterisico norm).

Kasgeldlimiet

Om het risico op de kortlopende financiering te beperken is in de Wet fido de kasgeldlimiet vastgesteld. Zodra de kortlopende financiering (kasgeldmiddelen en andere liquide middelen) boven dit bedrag uitkomen is de gemeente verplicht over te gaan tot consolidatie. De kortlopende schuld moet dan worden omgezet in vaste (langlopende) geldleningen.
Fluctuaties in de korte rente hebben direct een relatief grote impact op de rentelasten. Om deze reden is de kasgeldlimiet dan ook een belangrijk instrument om een grens te stellen aan de korte financiering.

In december 2015 is een kasgeldlening afgesloten voor één maand voor 6,5 miljoen euro met een rente van 0,1% bij de BNG. Kort geld is en blijft voorlopig een goedkope financieringsbron.

De kasgeldlimiet is een vastgesteld percentage (8,5%) van de gemeentelijke lasten.
Wij zijn verplicht om ieder kwartaal de kasgeldlimiet te toetsen. In het jaarverslag wordt de geraamde kasgeldlimiet getoetst aan de werkelijke omvang.

In onderstaande tabel is de kasgeldlimiet rekenkundig weergegeven.

Tabel PE.1 Ruimte kasgeldlimiet

De ruimte tot de kasgeldlimiet kan als volgt worden berekend:

1) Kasgeldlimiet (8,5% van begrotingstotaal per 1-1-2015)

    8,5% van € 29.638.000

        €  2.519.000

2) Vlottende schuld per 31-12-2015

        €  3.205.000

3) Vlottende middelen per 31-12-2015

        €     264.000  

4) Ruimte is (1) maximale limiet -/- (2-3) saldo middelen

        €     422.000 -/-

Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren.

Het doel van de renterisiconorm is het beperken van de gevolgen van een stijgende kapitaalmarktrente op de rentelasten van de organisatie. Dit wordt bereikt door een limiet te stellen aan dat deel van de vaste schuld waarover het rentepercentage in een bepaald jaar moet worden aangepast aan de op dat moment geldende markttarieven. De bedoelde aanpassingen van rentepercentages doen zich voor bij herfinanciering en renteherziening.

De kasgeldlimiet en renterisiconorm geven gezamenlijk inzicht in de rentegevoeligheid van een gemeente. Wanneer de gemeente zowel een relatief hoge kasgeldlimiet als renterisiconorm hanteert, zullen de lasten bij een stijgende rente relatief sterker toenemen.

Tabel PE.3 Ruimte risiconorm

De ruimte tot de renterisiconorm kan als volgt worden berekend:

1) Renterisiconorm (20% van vaste schuld per 1-1-2015)

    20% van € 4.375.000

  €     875.000

2) Nieuw aangetrokken vaste schuld in 2015

  €          -                         

3) Geherfinancierd in 2015

  €          -           

4) Rente herziening op de vaste schuld in 2015

  €          -

5) Reguliere aflossingen op de vaste schuld in 2015

  €      575.000

6) Ruimte is (1) maximale limiet -/- (2+3+4+5) totaal herfinancierbaar

  €      300.000

In het kader van de Wet fido zijn wij verplicht om deze staat in onze jaarrekening op te nemen.

Deze staat vermeldt de gemiddelde liquiditeitspositie over het jaar 2015 per kwartaal.

Q1 2015

Q2 2015

Q3 2015

Q4 2015

1.

Vlottende korte schuld

0

0

0

0

(saldi per aanvang maand)

494

0

0

0

969

0

0

0

2.

Vlottende middelen

154

255

199

228

(saldi per aanvang maand)

0

286

89

251

0

208

254

252

3.

Netto vlottende schuld (+)

-154

-255

-199

-228

Overschot vlottende middelen (-)(1-2)

494

-286

-89

-251

969

-208

-254

-252

4.

Gemiddelde netto vlottende schuld (+)

436

-250

-181

-244

Gemiddeld overschot vlottende middelen (-)

5 .

Kasgeldlimiet

2.519

2.519

2.519

2.519

6a.

Ruimte onder kasgeldlimiet (5-4)

2.083

2.769

2.700

2.763

6b.

Overschrijding kasgeldlimiet (4-5)

0

0

0

0

Berekening kasgeldlimiet

7.

Begrotingstotaal

29.638

29.638

29.638

29.638

8.

Ministeriële percentage

8,5%

8,5%

8,5%

8,5%

9.

Kasgeldlimiet (7x 8)

2.519

2.519

2.519

2.519

Pin

Onze voorkeur gaat uit naar betalingen met pin of chipknip. In 2015 is het aantal contante betalingen verder gedaald.

Contante betaling

Pin/ chipknip

2006

46%

54%

2007

42%

58%

2008

39%

61%

2009

37%

63%

2010

30%

70%

2011

30%

70%

2012

26%

74%

2013

27%

73%

2014

23%

77%

2015

22%

78%